Nou ja zeg, heb ik dat?! Ben ik jarig, krijg ik een hele lekkere koek. Een nieuw soort, hij is rond en heeft oogjes. ‘Ga je mee meid’ zeggen ze, ‘we gaan een stukje lopen!’ Altijd leuk, waar gaan we naartoe? Hoor ik: ‘Dat weten we nog niet!’. Dus tuigje om, vraagt die Kleine ‘Heb je je laarsjes aan?’ Láársjes aan.. nee he… dat wordt dus geen stukje, dat wordt een stúk lopen! Want ze neemt ook van die koeken mee. Die heeft ze soms nodig, als ze ver heeft gelopen. Dan is ze soms net Donald Duck en ik mag dat blaffen want ze zeggen het zelf ook hoor! En dan moet ze eten van die koekjes.
We hebben een heel stuk gelopen, langs een park en daar staan hele leuke en vreemde huizen. Dan komen we in een smalle straat met een speeltuintje en een pleintje. En wat zie ik?! Huizen op wielen!! Huizen op wielen, hoe kan dat nou?! Die Kleine legt het uit, maar ik snap er niks van. Een huis op wielen, dat dan naar een andere plaats kan rijden! Vertelt die Kleine ook nog dat de papa en mama van die Langeook in zo’n huis hebben gewoond. ‘t Moet niet gekker worden, gaan wij dat ook doen dan, lijkt mij leuk!
Roos vertelt dat het alleen maar voor de zomer was en als het heel koud werd, gingen oma en opa weer terug naar huis. En als de zon dan weer ging schijnen kwamen ze terug. Gaan wij dat ook doen Kleine?Hm, volgens mij zit dat er niet in want ze praten er over heen!
Beginnen ze ineens over Pebbel. Pébbel, wie is dat nu weer?! Zij was de boxermeid van oma en opa. En ook een stuiterbal. Pebbel plaagde tante Gerda graag. Vooral met de stofdoek pikken en dan heel hard weg lopen door het hele huis. Volgens die Lange is dit een boxer-tic. Klopt, ik doe het ook… stofdoeken pikken en ook washandjes, dat is best leuk. Die Kleine maakt er dan gezichtjes mee. Jammer dat ik Pebbel niet heb gekend. Roos gaat kijken of er nog oude foto’s zijn van haar en ook van het huis op wielen Als ze er zijn mogen ze ook in mijn blog staan Pebbeltje.
Zo we zijn weer thuis. Maar ik houd mijn tuigje om. We gaan weer, ik ga mee met Karel. Op naar de Heescher bossen. We zijn er zo, maar als we daar zijn is het zo druk dat we dat niet doen. Zijn we langs het water naar huis gegaan en gaan we een andere keer naar het bos. Heb nog een stukje gelopen vlak bij het water. Want volgens die Kleine had ik een lucht bij me die echt niet lekker was. Had er zelf helemaal geen last van.
Zegt ze tegen mij ‘Kom meid, even je ruggengraat verlengen’. We gaan weer naar huis en als we er zijn ben ik best moe. Poehpoeh, het is nu tijd voor mijn schoonheidsslaapje…
Comments are closed.